top of page

Verklaring van ons geloof

​

​

De Heilige Bijbelstudie
De geïnspireerde, van onschatbare waarde, geopenbaarde wil van God. 2 Timoteüs 3:15-17, Hebreeën 4:12

De ene ware God
Als drieenig wezen, God, die eeuwig bestaat uit drie personen. Als de Vader, Zoon en de Heilige Geest. Deuteronomium 6:4, Marcus 12:29, 1 Johannes 5:7

​

​

De Heer Jezus Christus
God geopenbaard of God geïncarneerd in het vlees. Zijn maagdelijke geboorte. Zijn zondeloos menselijk leven. Zijn Goddelijke wonderen, Zijn lichamelijke opstanding, Zijn hemelvaart, Zijn bemiddelende werk en Zijn persoonlijke terug keer in kracht en glorie. Johannes 1:14, Hebreeën 4:15, Johannes 2:11, Johannes 1:29, Lucas 24:38, Handelingen 1:9-11.

De verlossing van de mens
De roeping van de mens en zijn behoefte aan verlossing. Het bloed van Jezus Christus en genade door geloof. Het geloven in je hart dat God Jezus heeft laten rijzen uit de dood en dat verklaren met de mond zal leiden tot de verlossing van de mens. Genesis

1:26-31, Genesis 3:1-7, Romeinen 3:24, Romeinen 10:9-10, Efeziers 2:8.

​

​

Waterdoop
Onderdompeling, een vereiste van de kerk symboliseert aan de aan de wereld dat we met Christus zijn gestorven zijn gestorven en met hem zijn opgestaan om in de nieuwheid van het leven te wandelen. Matteüs 28:19, Handelingen 2:38, Kolossenzen 2:12.

De vervulling met de Heilige Geest
Met het bewijs van spreken in tongen en God groot maken. Handelingen 2:1-4, Handelingen 10:44-47.

​

​

Gave van de Geest
1 Korinthiers 12:4, Romeinen 12:5-8, Efeziers 4:11.

​

​

Goddelijke genezing door het geloof.
Dat genezing is opgenomen in de verzoening.
Marcus 16:18, Jesaja 53:4-5

​

​

De Kerk
Het lichaam van Christus. Het huis van God door de Geest. Elke gelovige die uit Gods Geest is geboren is een allesomvattend deel van de algemene kerk. Efeziers 1:22, 2:19-22.

De tienden
Dat de tienden heilig zijn en we het vrijwillig inleveren. We brengen de eerst 10% procent van onze inkomen als ondersteuning voor de plaatselijke kerk. Deuteronomium 26:1-13, Spreuken 3:9, Meleachi 3:10

bottom of page